Geschiedenis
Geschiedenis van de kentekenplaat
In 1898 werden de eerste kentekenplaten op een aantal auto’s gemonteerd. Deze werden toen nog rijvergunningen genoemd. Dit gebeurde overigens twee jaar later nadat de eerste auto verscheen.
Nederland was hiermee het eerste land in de wereld dat een nationaal nummerbord introduceerde.
Het rijbewijs wordt een nummerbewijs
Omdat in het begin weinig auto’s op de weg waren, werden ook weinig kentekenplaten uitgegeven. De eerste reeks liep van 1 tot en met 14 (nummer 11 was het gekkengetal en werd overgeslagen). Uit de historische stukken blijkt dat deze reeks welke gestart was op 8 augustus 1899 was gevorderd tot 168 kentekenplaten. De laatste rijvergunning werd afgegeven op 15 januari 1899 (nummer 2065). Vanaf dit moment diende een auto en bestuurder over een rijbewijs als een nummerbewijs beschikken.
Dit nummerbewijs werd het nieuwe kentekenplaat. Dit systeem werd provinciaal opgezet en alle Nederlandse provincies kregen een eigen letter. Van dit systeem werd gebruik gemaakt tot na de tweede wereld oorlog.
Agenten controleren op de fiets
Naast dit bovenstaande verhaal bestaat er nog een andere versie. Wat volgens ons een veel leukere versie is!
De agenten van die tijd surveilleeren per fiets. Zodra de agenten een van de automobielen betrapte op een overtreding ging hij snel achter de overtreder aan. Hij dwong de bestuurder van de automobiel te stoppen en deelde een bon uit. Totdat op een moment de techniek van de automobielen steeds beter werd en de agenten op de fiets de automobielen niet meer bij konden houden! Het antwoord hierop was dus de kentekenplaat. De agent kon voortaan zijn opschrijfboekje pakken, het nummerbord noteren en alsnog de bon schrijven!
Provinciaal nummer
De eerste kentekennummers waren gekoppeld aan een provincie. In het begin bleven de autobezitters meestal binnen de provincie. Maar het verkeer ging steeds meer over de provinciegrens heen en werd men gedwongen om de administratie landelijk op 1 centrale plaats te regelen.
Dit was het ontstaan van de RDW, Rijkdienst voor het Wegverkeer. Pas na de tweede wereld oorlog werd het kenteken systeem (zoals wij dat nu kennen ingevoerd) met een combinatie van driemaal twee letters of twee cijfers ingevoerd.
Eerste kentekenserie (Veranderingen door de jaren heen)
Bij de nieuwe series werd begonnen met de twee letters voor de vier cijfers te plaatsen.
- Het eerste kenteken dat werd afgegeven was ND-00-01.
- In 1965 werden de letters achter de cijfers geplaatst. Het eerste kenteken was toen 00-01-AD.
- In 1973 werd het eerste kenteken afgegeven met de letters tussen de cijfers. Dat was 00-AD-01. In deze drie series werden de lettercombinaties SA en SS niet gebruikt, omdat deze teveel aan de tweede wereldoorlog herinnerden. Toen deze drie series op waren zijn we begonnen met de kentekens met vier letters en twee cijfers.
- Het eerste kenteken (DB-01-BB) werd in oktober 1978 afgegeven.Na het volraken van deze serie werd het tijd voor weer een andere combinatie.
- De letters voor de cijfers. DB-BB-01 was het eerste nummer en werd in september 1991 afgegeven.
- Vanaf juni 1999 kwamen de cijfers vóór de letters. Het eerste nummer was 01-DB-BB. In deze series van vier letters en twee cijfers staan geen klinkers. Dit is gedaan om ongewenste woordvorming te voorkomen. Ook worden de letters C en Q niet gebruikt, omdat deze letters te veel op een nul lijken.
- In mei 2008 is de huidige kentekenserie van start gegaan. Deze serie bestaat uit twee cijfers – drie letters – 1 cijfer. Uit recent onderzoek is naar voren gekomen dat deze combinatie als beste te lezen en onthouden is. Het eerste kentekennummer uit deze serie is 01-BBB-1. De beginletter B is bestemd voor zware bedrijfswagens. De C wordt niet gebruikt, omdat die teveel op een 0 (nul) lijkt. De D en F zijn inmiddels al volledig gebruikt voor bromfietskentekens. Personenauto’s beginnen daarom met de letter G. Klinkers komen niet in een kenteken voor.
Het kentekennummer
Voor 1951 is er uitvoerig onderzoek gedaan welke combinatie van letters en cijfers het beste zou zijn. Een heleboel visuele mogelijkheden zijn getest op het criterium herkenbaarheid. Het nummerbord zoals we die voorheen kenden, dat verdeeld is in drie groepjes van twee tekens, kwam destijds als het duidelijkst en snelst herkenbaar uit de bus.
Tot 1951 werd de afgifte en registratie van de voertuigdocumenten verzorgd door Gedeputeerde Staten van de provincies. De nummerbewijzen waren persoonsgebonden en werden ‘voor het leven’ (van de houder) verstrekt.
Elke provincie had één of twee vaste letters, gevolgd door maximaal vijf cijfers. Hieronder zie je welke provincies welke letters hadden:
A = Groningen
GZ = Noord Holland
B = Friesland
H = Zuid Holland
D = Drenthe
HZ = Zuid Holland
E = Overijssel
K = Zeeland
M = Gelderland
N = Noord Brabant
L = Utrecht
P = Limburg
G = Noord Holland
R = Departementen